Dossier Els Borst
Nationale huisarts
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Aantal ambtenaren: 4.300
Naam: | Els Borst-Eilers, sinds 1988 weduwe van dr Johan Borst |
---|---|
Leeftijd: | 68 |
Geboren: | Amsterdam 22 maart 1932 |
Opleiding: | Gymnasium-B, behaalde haar artsexamen in 1958, studie kindergeneeskunde 1958-1960, 1960-1965 Immunohematologie, 1965-1969 Wetenschappelijk medewerkster Rijks Universiteit Utrecht, in 1972 gepromoveerd, Proefschrift: Ontstaan en preventie van rhesus immunisatie |
Loopbaan: | Hoofd van de bloedbank 1969, medisch-directeur van het Academisch Ziekenhuis Utrecht 1976, vice-voorzitter van de Gezondheidsraad, minister van VWS 1986-1994; Produceerde 60 wetenschappelijke artikelen. Lid van Institute of medicine te Washington |
Eind 1995 wist Borst het al: ze wilde wel een tweede keer minister worden. Zeker in een kabinet met veel vrouwen om haar heen: ,,Die laten zien als ze ergens mee zitten. Ze komen naar je toe en zeggen dat ze zich geen raad weten met een bepaald probleem”, zei ze toen in een interview. Gisteren was het zover. Nu mag Borst als vice-premier zelfs mede leiding geven aan het kabinet. Na haar gesprek met de formateur noemde ze het ,,een goede zaak dat de halve ministersploeg vervangen is. Dezelfde ministers zou de dood in de pot zijn”.
30 JULI 1998. Misschien had ze zelf nog wel een andere post in Paars II gewild, maar haar partij wist haar ervan te overtuigen dat zij er als ‘nationale huisarts’ goed aan zou doen op Volksgezondheid te blijven, aldus partijvoorzitter Kok deze week in een weekblad.
Het beeld van Borst als arts en wijze, aardige grootmoeder is in de afgelopen vier jaar gekoesterd, al blijken velen, en met name haar ambtenaren, haar eerder als een ‘kille’ vrouw met de ‘arrogantie van een arts’ te ervaren. Na haar onverwachte komst naar de Haagse politiek kon ze aanvankelijk op veel enthousiasme rekenen. Ze kreeg een goede pers, ook al bleek weldra dat consistentie niet het sterkste punt in haar beleid zou zijn. Onder druk van de Kamer kwam ze snel terug op eerdere (door diezelfde Kamer wel goedgekeurde) ingrepen. Zo werd dus ‘de pil’ eerst niet meer en later wel weer door het ziekenfonds vergoed en ging ook het kunstgebit die weg.
Vorig jaar liep Borst wat krassen op toen bleek dat haar departement niet naar behoren functioneerde en zij politiek niet voldoende weerwoord had tegen de lobby van gevestigde thuiszorgorganisaties. Ze werd echter niet ‘afgerekend’ op haar uitspraak dat het departement binnen vier maanden weer op rolletjes zou lopen, een belofte die ze niet waarmaakte.
Veel indruk maakte Borst door de wijze waarop ze samen met haar collega van Justitie, Sorgdrager, een aantal gevoelige wetten door het parlement loodste zoals over het medisch-wetenschappelijk onderzoek en over medische proeven bij mensen. Het leverde hun veel lof in de senaat op. Ook wist Borst de wetgeving over de orgaandonatie af te ronden alsmede een prijzenwet voor geneesmiddelen.
In Paars II kan Borst zich weer op haar ministerschap concentreren na in het laatste jaar van het gaande kabinet ook als lijsttrekker (en politiek leider) van haar partij te hebben gefungeerd. Het partijleiderschap heeft ze inmiddels gelegd bij fractievoorzitter De Graaf, die waarschijnlijk beter dan zij in staat zal zijn de D66-aanhang enthousiast te maken.
Als minister moet ze een aantal dossiers afhandelen die onder Paars I zijn blijven liggen. Zoals de belofte (die in het regeerakkoord is herhaald) om de adviezen van de commissie-Biesheuvel uit te voeren: de huisarts krijgt dan een veel sterkere postie en de medisch-specialist wordt gewoon medewerker in het ziekenhuis. Maar ook een rem op de groeiende uitgaven voor medicijnen vraagt de nodige inspanning. Bovendien moet Borst knopen doorhakken over de toekomst van het verzekeringsstelsel. Ze wil een basisverzekering voor iedereen, zei ze nog in maart. De komende vier jaar zou moeten worden besteed aan studie over dat onderwerp.
Lees ook: