Rookvrije horeca
Onder deze titel verscheen er maandag 23 juni een ingezonden brief van de directeur van Horeca Nederland in de NRC. Vandaag reageerde een longarts op die brief.
En uiteraard was die reactie voorspelbaar. De longarts beschuldigt de horecadirecteur ervan een beperkte visie te hebben. En tegelijk laat hij zelf zien hoe beperkt zijn visie is. Sociale, geestelijke en economische gevolgen tellen blijkbaar niet mee als het om fysieke gezondheid gaat. En dat terwijl ze elkaar zo veel beïnvloeden.
De pot verwijt de ketel?
Met het voornemen de horeca op termijn volledig rookvrij te maken, loopt het ministerie van VWS zoals gewoonlijk ver vooruit op de rest van Europa. Juist omdat het ministerie er nauwelijks in geslaagd is het aantal rokers in Nederland te reduceren, is rookvrije horeca nu niet haalbaar. Gaat het de ambtenaren van VWS daadwerkelijk om de werknemers of beoogt het ministerie het tabaksontmoedigingsbeleid te realiseren over de rug van 35.000 horecaondernemers? Wij vermoeden het laatste, gezien het volledig negeren van de toezegging van voormalig minister Borst. Het niet durven verbieden van het product tabak, maar wel het roken onmogelijk maken, behoudens in de eigen woning, getuigt bovendien van een halfslachtig beleid. Koninklijk Horeca Nederland acht het reëler over een aantal jaren te evalueren of er meer vraag is naar rookvrije horeca, er minder mensen roken en nog meer horecabedrijven voorzieningen hebben getroffen. Tussen volledig rookvrij en volledig niet-rookvrij liggen tal van mogelijkheden die recht kunnen doen aan zowel rokende als met rokende gasten en personeelsleden. Het ontwikkelen en toepassen van effectieve oplossingen kunnen we beter overlaten aan creatieve horecaondernemers en -werknemers dan aan ambtenaren. JEU CLAES, Dir. Koninklljke Horeca Nederland |
Ik heb me zeer verbaasd over de ingezonden brief van de directeur van Koninklijke Horeca Nederland (KHN), de heer Claes (NRC Handelsblad, 23 juni). Hij stelt daarin dat Nederland met het tabaksontmoedigingsbeleid verder gaat dan de rest van Europa, dat de horeca het zelf wel kan oplossen, dat er weinig vraag is naar rookvrije horeca en dat rookvrije horeca ten koste gaat van (de winst van) de horecaondernemer. Deze poging van KHN om de belangen van de achterban veilig te stellen, getuigt van een beperkte visie op het probleem. Dat is jammer en zet de discussie onnodig op scherp. Ten eerste is er in steeds meer Europese landen een sterker wordende roep om rookvrije horeca. Zo wordt de horeca in landen als Ierland en Noorwegen op korte termijn rookvrij. Nederland loopt hiermee dus niet ‘ver vooruit op de rest van Europa’, zoals Claes stelt. De bescherming van de nietroker, zowel de bezoeker als de werknemer, vormt de belangrijkste motivatie voor dergelijke regelgeving. De overheid heeft vanuit het oogpunt van volksgezondheid juist de plicht om in te grijpen op die terreinen waar die bescherming onvoldoende gerealiseerd wordt. In de horeca is dat duidelijk het geval. Werknemers in de horeca ondervinden een bovenmatige blootstelling aan tabaksrook. Ten tweede schermt de horeca met ventilatie als dé oplossing om te voorkomen dat mensen onvrijwillig worden blootgesteld aan tabaksrook. Helaas zijn de huidige ventilatiesystemen slechts in staat om de hinder enigszins te beperken, maar de ultrafijne luchtverontreiniging met schadelijke rookbestanddelen wordt daarmee geenszins gereduceerd tot een aanvaardbaar niveau. Kennelijk heeft KHN de gezondheid van werknemer en bezoeker niet hoog in bet vaandel staan en is men er enkel op gericht om met wat ‘lapmiddelen’ de huidige status-quo te behouden. Ten derde stelt de horeca dat niemand zit te wachten op een rookvrije horeca. Daarmee getuigt de horeca van slecht maatschappelijk inzicht. Wederom redeneert men hier vanuit de bestaande situatie en heeft men geen oog voor de veranderingen die zich in snel tempo binnen de maatschappij voltrekken. Misschien is het tijd om de behoefte aan een rookvrije horeca onder de huidige bezoekers van de horeca en de potentiële bezoekers (mensen die nu horeca mijden vanwege tabaksrook) eens in kaart te brengen. Objectieve cijfers hierover zouden wel eens een ander licht op dit onderwerp kunnen werpen. Het kan toch niet zo zijn dat een ontwikkeling die positieve effecten heeft voor omzet van de horeca en positief is voor de gezondheid van werknemers en bezoekers, door de eigen brancheorganisatie wordt tegengehouden? In dat geval laat KHN zich wel heel makkelijk voor bet karretje van de tabaksindustrie spannen. PAUL I. VAN SPIEGEL, longarts, Amsterdam |
Bron: NRC.
Opmerkingen Forces:
- In Ierland is de slag nog lang niet gestreden
- ‘Bescherming van de niet-roker’ is een overdreven uitdrukking omdat de gevaarlijke effecten van passief roken nog lang niet bewezen zijn
- Ventilatie is wel degelijk een oplossing tegen hinder van tabaksrook
- Niemand zit te wachten op een rookvrije horeca behalve de anti’s
- De man gelooft blijkbaar nog in objectief onderzoek