Het gaat erom spannen deze maand
Deze maand moet het parlement een uitspraak doen over de concrete invulling van de Tabakswet zoals die op 1 januari in werking dient te treden. De Minister van VWS heeft daartoe een voorstel naar het parlement gestuurd, waarin een opsomming wordt gegeven van de uitzonderingen op de ‘rookloze werkplek’.
Er is nogal wat te doen geweest over deze uitzonderingen. Horeca Nederland heeft met de minister in een ‘bestuurlijk overleg’ afspraken gemaakt over een stappenplan om de rookoverlast in de horeca te verminderen maar ook maakten diverse andere groeperingen (poppodia, verzorgingstehuizen) aanspraak op een uitzondering.
In het voorstel dat nu op tafel ligt wordt uitvoerig ingegaan op het waarom van de maatregelen. Het voorstel bevat een toelichting die, zoals gewoonlijk, bol staat van halve waarheden en eenzijdige uitleg. Volledigheidshalve worden alle geloofsartikelen uit de anti-rokenbeweging nog eens op een rijtje gezet om daarmee de parlementariërs te overtuigen van het belang van de maatregel.
Er is echter iets gewijzigd sinds de aanvaarding van de tabakswet: maatschappelijke groeperingen voeden het parlement op dit moment met alternatieve informatie die in veel gevallen haaks staat op de informatie waarop de anti-ambtenaren bij VWS tot nu toe het monopolie hadden.
Wij legden het voorstel van VWS eens onder de loep en laten zien wáár er sprake is van geloofsartikelen en wáár van bewezen feiten. En wat lieten de ambtenaren eigenlijk weg uit hun verhaal?
De toelichting begint met:
Bij Wet van 18 april 2002 (Stb. 2002, 201) is de Tabakswet gewijzigd. Als gevolg hiervan kent de Tabakswet nu artikel 11a. Het eerste lid van dit artikel verplicht werkgevers zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden. Deze verplichting voor de werkgever komt neer op een wettelijk recht op een rookvrije werkplek voor de werknemer. In de praktijk betekent dit dat de werkgever maatregelen moet nemen zodat zijn werknemers rookvrij kunnen werken. Het gaat hierbij niet alleen om een rookvrije werkkamer, maar ook om bijvoorbeeld rookvrije trappen, gangen, hallen, liften, toiletten, wachtruimten, recreatieruimten, kantines en dergelijke.
Alom wordt door het ministerie en anti-rokersorganisatie Stivoro de indruk gewekt als gaat hem om een plicht op een rookvrije werkplek. De wet spreekt echter over een recht op een rookvrije werkplek. Dat zou inhouden dat als werknemers in een werkkamer geen last van elkaars rook hebben (bijvoorbeeld alleen rokers op een werkkamer of niet-rokende collega’s die er geen problemen mee hebben vanwege goede ventilatie) de werkplek niet rookvrij hoeft te zijn. Hinder en overlast zijn relatieve en vooral subjectieve begrippen. Als omgevingsrook door de werknemers niet ervaren wordt als overlast of hinderlijk, dan is er dus niets aan de hand. Dat zou je tenminste denken als je de letterlijke tekst, die vol zit met woorden als ‘kunnen’ en ‘recht’, nader bekijkt. We zijn benieuwd of de Kamers deze formulering ook zo opvatten.
Even verderop in de toelichting worden de bekende antirokendogma’s weer naar voren gebracht:
Dat naast het zelf (actief) roken van tabaksproducten ook de blootstelling aan andermans tabaksrook (meeroken) zeer schadelijk is voor de gezondheid, is al geruime tijd bekend. Zo bracht de Gezondheidsraad in 1990 het advies “Passief roken: beoordeling van de schadelijkheid van omgevingstabaksrook voor de gezondheid” uit. Omgevingstabaksrook wordt hierin gekwalificeerd als kankerverwekkend. Voor blootstelling hieraan kan volgens de Gezondheidsraad geen veilige ondergrens worden aangegeven. Verder wetenschappelijk onderzoek heeft de schadelijkheid van meeroken alleen maar bevestigd en aangetoond dat de schadelijkheid groter is dan aanvankelijk werd aangenomen. In 1992 publiceerde in de Verenigde Staten het Environmental Protection Agency (EPA) het onderzoeksrapport “Respiratory health effects of passive smoking: lung cancer and other disorders”. Vermelding verdienen verder nog de studie “Tobacco smoke and involuntary smoking” van het aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gelieerde International Agency for Research on Cancer (IARC) en het “Report on the health effects of environmental tobacco smoke (ets) in the workplace” van de Ierse Health and Safety Authority en het Office for Tobacco Control, beide verschenen in 2002.
Op deze site hebben we al uitgebreid beschreven dat de consensus over de schadelijkheid van ‘passief roken’ allerminst aanwezig is. Nog sterker, als je naar de onderzoeken kijkt, dan is er nauwelijks bewijsmateriaal voor deze stelling voorhanden. Een recent, grootschalig, 40-jarig onderzoek, voor het overgrote deel gesubsidieerd door de American Cancer Society en van (belasting)geld dat voor tabaksbestrijding bedoeld was, toonde dat nog eens duidelijk aan. De ambtenaren verzwijgen dit soort onderzoeken het liefst. Zij willen liefst hun ideologie ongehinderd kunnen uitdragen. De voorgeselecteerde onderzoeken waar ze naar verwijzen werden, zoals het genoemde EPA onderzoek, in het verleden ongeldig verklaard, werden slechts via een persbericht de wereld ingestuurd zonder bijgaand bewijsmateriaal (IARC) of zijn slechts politieke stukken, die alleen maar een overzicht geven van de sound bites zoals die in de anti-wereld in zwang zijn (het Ierse rapport).
Het ministerie heeft niet voor niets pas de Gezondheidsraad om advies gevraagd over het gevaar van tabaksrook. Onzekerheid is er nog steeds. Waarom wacht men de uitkomst van een dergelijk advies niet af voordat men regelgeving afkondigt die zwaar ingrijpt in het sociale leven van de burgers?
En men wil de maatschappelijke groepen (horeca, werkgevers), die zoeken naar een compromis, echt vastzetten, want ventilatie kan geen oplossing zijn, beweren de ambtenaren:
Tabaksrook vormt een belangrijk binnenmilieuprobleem. De enige daadwerkelijke oplossing is het volledig rookvrij maken van het binnenmilieu. Het plaatsen en in werking stellen van luchtzuiverings- of ventilatieapparatuur biedt nauwelijks bescherming tegen de genoemde nadelige gezondheidseffecten van blootstelling aan tabaksrook, aldus het in 2002 door de British Medical Association (BMA) gepubliceerde rapport “Towards smoke-free public places”. De BMA spreekt in dit verband van “The ventilation myth”.
Enige bewijsvoering voor deze stelling ontbreekt in de toelichting. Het BMA rapport waar ze naar verwijzen is een politiek stuk en bevat ook geen bewijsmateriaal. Recent onderzoek geeft juist aan dat ventilatie wel degelijk de overlast en hinder van allerhande stoffen (en met name tabaksrook) in het binnenmilieu kan opheffen. Ook is een Europese think-tank (REVHA (Federation of European Heating and Air-conditioning Associations), taskforce 12 “ventilation and smoking – solutions to minimize exposure to environmental tobacco smoke”) op dit moment bezig normen voor tabaksrook in het binnenmilieu op te stellen.
En dan zijn we meteen bij de hamvraag: voor allerhande stoffen zijn normen aanwezig die een grens aangeven waaronder een stof in het milieu nog als veilig kan worden beschouwd. De anti-uitspraak dat ‘er geen veilige ondergrens voor tabaksrook is’, is dan ook erg opmerkelijk. Voor de meest gevaarlijke kankerverwekkende stoffen zijn normen aanwezig maar voor tabaksrook wil men daar niet aan! Waarom niet? Omdat men in deze zelf geschapen onzekerheid hun politieke agenda makkelijker kan doordrukken? Het lijkt er wel op.
Het is vreemd dat de overheid dit soort uitspraken doet terwijl normering van de stoffen er aan zit te komen.
Kort samengevat zou het parlement zich eens moeten afvragen:
- Waar het ministerie die stelligheid vandaan haalt dat meeroken gevaarlijk is terwijl het bewijsmateriaal zo zwak is en er nog een advies van de (redelijk onafhankelijke) Gezondheidsraad in de pijplijn zit;
- Waarom ventilatie geen oplossing is terwijl een normering voor de hoeveelheid tabaksrook niet eens bestaat;
- Hoeveel van dit voorstel werkelijk gebaseerd is op feiten en hoeveel politiek bepaald is.
En wat, in godsnaam, ZIJN die politieke belangen? Gaat het om puur ‘rokertje pesten’? Een (vergezochte) stok om de hond te slaan? Om de rokers tot stoppen te bewegen? Kan dat ethisch wel door de beugel? Waarom komen ze daar dan niet eerlijk voor uit?
Of is er meer aan de hand? Is er niet eens een terdege onderzoek nodig naar de invloed van de farmaceutische sector en andere pressiegroepen op de beleidsmakers in Den Haag en in de rest van de wereld?