Römer heeft boter op zijn hoofd
De man in wiens naam door geldhongerige advocaten een rechtszaak tegen de tabaksindustrie wordt gevoerd, heeft volgens een oud-collega in het verleden heel rigoureus het roken verdedigd, ook na protesten van zijn collega’s. De collega schrijft dat deze week in Metro.
Overigens woedt de discussie over de rechtvaardigheid en succesmogelijkheden van deze zaak in diverse media. Ook Trouw publiceerde een opiniestuk daarover en schat de mogelijkheden, gezien de mislukking van eerdere van deze soort rechtszaken, nogal positief in.
In Metro verscheen de volgende ingezonden brief:
Jarenlang met zieke roker Römer meegerookt
Y. VOGELAAR
•Rotterdam
Het komt mooi uit dat meneer Römer een rechtszaak gaat beginnen tegen de tabaksindustrie.
Ik ben ooit een collega van hem geweest. Jarenlang hebben mijn collega’s en ik mee moeten roken.
Jarenlang hebben wij hem gewaarschuwd dat roken slecht is voor zijn gezondheid en dat hij ooit last van al dat roken zou krijgen.
Mijn collega’s en ik hebben foto’s van zwarte longen aan de muur gehangen. Het maakte hem niet uit, hij stak er juist nog één extra op. Wij moesten meeroken, onvrijwillig. Hij heeft niet naar ons geluisterd. Nu gaat hij zielig doen. Door al dat gerook, zijn mijn longen niet zoals ze moeten zijn.
Zelf heb ik nog nooit in mijn leven één sigaret opgerookt.
Het heeft mij in ieder geval alleen maar geld gekost, omdat mijn kleren iedere dag weer naar die vieze rook stonken. Ik hoop dat hij de rechtszaak wint, dan span ik een rechtszaak tegen hem aan. Het geld gaat in ieder geval naar een goed doel.
Joop Bouma, bekend van zijn boek over de methoden van de tabaksindustrie, verwijt in een artikel in Trouw de tabaksindustrie nog steeds van boze opzet:
De advocaten van Römer krijgen in hun argumentatie tegen het eigen schuld-verweer steun van twee Groninger wetenschappers. Anne Keirse, docente privaatrecht en Peter van den Berg, hoofddocent algemene rechtswetenschap, schreven in het onlangs verschenen naslagwerk ‘Tabaksgebruik, gevolgen en bestrijding’ (uitg. Lemma): ,,Het gaat in de regel niet om volwassen personen die bewust de keuze maken om een verslavende en ongezonde gewoonte aan te nemen. De overgrote meerderheid van de rokers is al verslaafd voordat men meerderjarig is, en in staat is de ernst van de situatie te overzien. Van een jeugdige mag slechts een beperkt inzicht worden verwacht in het gevaar van roken en een beperkt vermogen om zich naar dit inzicht te gedragen.”
Volgens Keirse en Van den Berg zou de rechter op grond van die overweging de schade kunnen toerekenen aan de industrie, ‘die onzorgvuldig handelend, het gevaar in het leven heeft geroepen’.
Al ver voor 1981, toen de Nederlandse Staat de industrie dwong gezondheidswaarschuwingen op tabaksverpakkingen af te drukken -de sector verzette zich aanvankelijk- hadden de tabaksfabrikanten maatregelen moeten nemen om de schade door roken te beperken. Ze hadden ook informatie moeten verstrekken aan rokers over de schadelijkheid, aldus de universitair docenten.
De wetenschappers vinden dat het gedrag van de tabaksfabrikanten bij de beoordeling van de verwijtbaarheid moet worden meegewogen. ,,Een belangrijke rol speelt dat op het moment dat veel huidige rokers zijn begonnen, de kennis over het verslavende karakter van tabaksproducten en de informatie over de risico’s voor de gezondheid bewust door de tabaksindustrie werden achtergehouden.”
De vraag of eenduidig schuld van de industrie vaststaat is blijkbaar niet meer belangrijk, hoewel dit de basis van ons rechtsstelsel is. Rechters in Schotland, Italië en Japan oordeelden dat voor individuele gevallen het feit dat epidemiologisch onderzoekt wijst in de richting van een verband tussen roken en allerhande ziektes geen reden is om de tabaksindustrie schuldig te verklaren.
Trouw artikelen:
Ziek van roken, eigen schuld?
Rokers zijn geen willoze prooi van de tabaksindustrie