Het verbod op genot
Als we wekelijks een opinieblad zouden moeten aanbevelen zou dat deze week het laatste Vrij Nederland nummer zijn.
De VN-special, getiteld Het Verbod op Genot, bevat een groot aantal artikelen over de moderne gezondheidsindustrie: hoe ze zich steeds meer bemoeit met de gezonde in plaats van de zieke mens, hoe de medicalisering van de maatschappij langzaam doorzet en hoe blijkbaar alle genot niet meer wordt toegestaan.
“De overheid bederft ons plezier in het leven”
en
“We worden ouder dan vroeger, maar we zijn ook langer ziek.”
Een echte aanrader!
Eén van de verhalen bestaat uit een tekst plus fotoreportage over rookhokken:
Publieke Zonde
Een zithoek waarin je loom kunt wegzakken, een nonchalante woonkamer, of desnoods een niet al te oncomfortabele bedrijfskantine, zo een met kleedjes op de tafel, en misschien zelfs een vaasje met bloemen – daar mocht het in ieder geval niet op lijken. Een ding moest het niet zijn: knus.
Nederland heet van oudsher het land van de gezelligheid te zijn, dat onvertaalbare woord dat buitenlanders niet kunnen uitspreken. Maar nu sinds 1 januari de strijd tegen het roken werkelijk serieuze vormen heeft aangenomen, en wij nauwelijks meer achterblljven bij Amerika, dat land van de onbegrensde rookbeperkingen, is ook elke gezelligheid uitgebannen.
Kijk naar de officiële rookruimten die Gert-Jan Kocken fotografeerde, en er dringen zich woorden op als onherbergzaam, kil, Spartaans. Als er al zitplaatsen zijn, dan krukken waarop je je niet kunt nestelen, of een hard houten bankje. Staan er wel stoelen, dan zijn de tafels met de asbak erop zo hoog dat zitten geen soelaas biedt. Ze staan er, die tafels, als altaren van de zonde. Midden in de kleine ruimte, het centrum van een verderfelijke eredienst.
De katholieken wisten hoe ze hun zondaren op hun gemak moesten stellen. Ze maakten biechtstoelen voor ze, waar ze ongemerkt in konden kruipen, schielijk het gordijntje achter zich dichttrekkend. Zelfs de priester die de biecht afnam, kon hen niet zien.
De rokers moeten publiekelijk zondigen, in hokken van glas, voor iedereen tentoongesteld. Het katholieke besef dat iedereen een grote of kleine zondaar is, en dat je hem daarom maar het beste met mededogen tegemoet kunt treden, heeft plaats gemaakt voor genadeloosheid.
Wanneer tegenwoordig ferm wordt aangedrongen op eigentijdse varianten van de schandpaal of de mestkar voor criminele veelplegers, is de pasklare reactie dat we gelukkig van dergelijke middeleeuwse methoden verlost zijn. Maar de rookplek is precies dat: een modeme schandpaal. Of misschien nog erger. Want als de architectuur en inrichting van de rookruimten ergens associaties mee oproepen, is het met de executieruimten in Amerikaanse gevangenissen. Klinisch, rationeel, ingericht voor een enkel doel.
Boeten moeten de rokers, voor een zonde die erger lijkt te zijn dan misdaad: ongezond genot najagen. En dat is meteen een pleonasme, want gezond genot lijkt niet te bestaan. Gezondheid is een morele plicht geworden. Het recht om ook onverstandig te zijn – mits we daar anderen niet mee schaden -lijkt in deze tijd waarin we in de eerste plaats zo lang mogelijk moeten leven, moeten overleven, niet meer te bestaan.
En zo zitten de rokers in werktijd, en in overheidsgebouwen, in gure aquaria. Aquaria die bleek afsteken bij de vissenkommen en -bakken die onze woonkamers sierden, want daarin was altijd nog wel plaats voor wiegende waterplanten, sierstenen en tropische schelpjes. Medelijden hadden we toen, met die doelloos rondjes zwemmende vissen. Maar die hadden een gezelliger onderkomen dan rokers nu.
Xandra Schutte