Waar blijft de emotie?
Zijn de mensen vandaag gelukkiger dan een eeuw geleden? Als iemand het antwoord moet weten, is het Herman von der Dunk. Hij is een van ‘s lands belangrijkste historici, hij maakte een groot deel van de twintigste eeuw bewust mee en heeft net een cultuurgeschiedenis van die periode – duizend pagina’s dik — geschreven. Zijn magnum opus, zoals op de achterflap van De verdwijnende hemel te lezen valt.
Zijn we vandaag gelukkiger? ,,Het is de hamvraag”, zegt Von der Dunk zelf, ,,maar als u hem stelt dan moet ik zeggen: dat weet ik niet.” Herman von der Dunk, emeritus hoogleraar van de universiteit van Utrecht, zit in zijn eenvoudige studeerkamer in Bilthoven en probeert de balans van ‘zijn eeuw’ op te maken. ,,Natuurlijk”, zegt hij, ,,is er een enorme toename van informatie en kennis.” Maar zijn de mensen ook rijker, beter opgewassen tegen de wereld om hen heen dan de mensen honderd jaar geleden. Dan de oude Grieken? ,,Een groot deel van de bevolking is er in materieel opzicht op vooruitgegaan, maar geluk voel je alleen bij de gratie van het contrast. Wanneer het contrast verbleekt, verbleekt ook de intensiteit van het geluk.
Het klinkt misschien gek, zegt Von der Dunk, maar zo is hij ,,persoonlijk blij” dat hij de oorlog heeft meegemaakt. ,,Ik herinner me nog goed een van mijn grootste geluksmomenten: dat ik in mei- 1945 hier in Bilthoven weer over straat kon lopen en niet hoefde te kijken of er iemand liep die me eventueel naar mijn papieren zou vragen. Ik was toen 16 jaar en behoorde tot de categorie die ingerekend kon worden voor de arbeidsinzet.” Die oorlogservaringen hebben hem gevormd, hem de kans gegeven de contrasten te voelen. ,,We hebben honger geleden, ik weet wat honger is.”
De in Duitsland geboren Von der Dunk is een van de invloedrijkste Nederlandse historici van de afgelopen decennia. In Utrecht trok de geleerde met zijn inspirerende voordrachten volle collegezalen. En ook op publieke debatten drukte hij zijn stempel. Zoals vorig jaar toen hij pleitte voor een Onderzoek van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NI0D) naar de familie van Maxima Zorreguieta.
In De Verdwijnende Hemel staat Von der Dunk uitgebreid stil bij de opkomst en ondergang van fascisme en communisme, die de twintigste eeuw zo hebben gedomineerd. Maar de grote lijn die Von der Dunk blootlegt, is in de titel verwoord: met De verdwijnende hemel doelt Von der Dunk niet alleen op de secularisering, maar ook op het verdwijnen van de sociale en culturele orde in de maatschappij. Het ‘hogere’, zegt hij, bestaat niet meer, of het nou om sociale posities gaat of om kunst. Een duidelijk wereldbeeld is er niet meer, net zomin als er normen en waarden zijn. Er is geen culturele elite meer die ‘de massa’ een richtsnoer aanbiedt.
Daarvoor in de plaats kwam volgens Von der Dunk de cultuur van de massa. daarbij voert ‘vervlakking’ de boventoon. Vandaar dat de hoogleraar weinig waardering kan opbrengen voor uitingen van moderne cultuur als popmuziek, waarvoor de term ‘akoestische terreur’ maar een van zijn vele negatieve kwalificaties is.
Niet verwonderlijk, zou je zeggen, dat Von der Dunk in de kritieken op zijn boek een cultuurpessimist is genoemd. Toch heeft dat heeft hem duidelijk geraakt. ,,Vindt u dat ook”, vraagt hij. Zelf ziet Von der Dunk zich liever als cultuurcriticus. De balans van de eeuw komt wat hem betreft op nul uit. Von der Dunk vindt juist datbij alle beschouwingen rond de millenniumwisseling de verschrikkingen van de twintigste eeuw zijn overdreven: ,,Er is een heel debat gaande over de uniciteit van de shoah (de moord door de nazi’s op miljoenen joden, zigeuners, en geestelijk gehandicapten, red.). Het ligt heel gevoelig, maar ik heb zo mijn vraagtekens bij het unieke karakter van die moord.”
Wel uniek vindt Von der Dunk het radicale racisme van de nazi’s. Niet alleen mannen, maar ook alle vrouwen en kinderen van een niet gewenste groep werden door Hitler omgebracht. Maar een andere karaktertrek die vaak exceptioneel wordt genoemd, overtuigt Von der Dunk niet. Veel historici onderstrepen de klinisch wetenschappelijke uitvoering van een massamoord met gaskamers. ,,Maar het feit dat het op grote schaal plaatsvond met een technische perfectie is logisch. Iedere staat bedient zich van alle technische middelen die hij ter beschikking heeft om zijn doeleinden te bereiken, ook al zijn die doeleinden crimineel. In dat opzicht is er geen enkel verschil tussen de gaskamer of de mitrailleur, de guillotine of het zwaard.”
Maar goed, zegt Von der Dunk dan. Hij kan zich wel voorstellen dat mensen ondanks die relativeringen in zijn werk ,,mineur als toonsoort” ontdekken. Alle grote verworvenheden van de twintigste eeuw, democratie, sociale mobiliteit, wetenschappelijke vooruitgang hebben in zijn ogen namelijk ernstige schaduwzijden en hij heeft de neiging die met klem onder de aandacht te brengen. Voor de positieve ontwikkelingen moet een prijs worden betaald. Von der Dunk stelt zich daarbij op als waarnemer, voor de oplossing van hedendaagse problemen moet je niet bij hem zijn: ,,Ik constateer het alleen maar. Dat kan ik ook niet helpen.”
Neem de exacte wetenschap, die is in de twintigste eeuw enorm vooruit gekomen. ,,Maar natuurkundigen zijn inmiddels in dimensies gepenetreerd die zij alleen nog maar in de vorm van wiskundige formules kunnen benaderen. Ze kunnen het niet meer begrijpen, integreren.”
Von der Dunk slaat met zijn vuist op zijn hart. ,,De oude hemel” – de christelijke voorstelling hoe het menselijke bestaan in elkaar stak was volgens Von der Dunk nog ,,een beeld dat je emotioneel raakte”.
Die vervreemding ziet Von der Dunk ook buiten de natuurkunde. Het economische systeem waarin wij leven, bijvoorbeeld, is buitengewoon ingewikkeld en in de loop van eeuwen ontstaan. Historici en economen hebben. dat op een gegeven moment samengevat met de term ‘kapitalisme’ en dat begrip wordt nu doorgegeven aan anderen die niet dat hele complexe beeld voor ogen hebben, Op basis daarvan worden hele debatten gevoerd, ook in de politiek, over ’vrije markt’, ‘deregulering’ of ‘privatisering’ zonder dat er echt begrip bestaat voor de complexe werkelijkheid die ook overal in de wereld weer anders is. Dan blijken de mooie politieke plannen niet te werken ,,en vraagt men zich af: hoe is dit nu mogelijk?”
Dat reductionisme is volgens Von der Dunk vooral zichtbaar in ‘het management’. Zelf maakte hij het mee aan de universiteit: ,,We worden voortdurend gedwongen datgene wat we doen om te zetten in ambtenarenjargon. Kreten die je moet gebruiken om met het management te praten, maar waarvan je weet dat ze de lading niet dekken. Projecten voor historisch onderzoek die je indient moeten ‘maatschappelijk relevant’ zijn of ‘grensverleggend’. Dat vul je dan in, maar wat betekent dat eigenlijk?”
Het gevolg is dat de wetenschappers die zich het beste aan dat jargon aanpassen komen bovendrijven. Het gevolg is ook dat er vervalsing van de werkelijkheid optreedt: ,,Ik moest het ook doen als ik voor medewerkers iets indiende bij het faculteitsbestuur of het NWO. Alleen door het in mooie termen te gieten, heb je een kans dat het gefinancierd wordt. Want als je gewoon opschrijft wat je vindt, weet je zeker dat je nul op het rekest krijgt.” En omdat de meeste meedoen, is ook vervlakking het gevolg. ,,De aanpassers slagen. Het werkelijk originele onderzoek krijgt nog maar weinig kans. Het is al vaker gezegd, maar iemand als Huizinga zou in dit systeem geen schijn van kans maken.”
Ook de opkomst van de computer heeft volgens Von der Dunk negatieve gevolgen. De historicus heeft wel zo’n apparaat op zijn bureau staan, maar een internetaansluiting ontbreekt. ,,Je kunt zeggen dat er sprake is van een nieuw, in democratisch jasje gehuld totalitarisme. Iedereen die met de computer werkt, gaat anders denken, moet zich aanpassen aan wat de computer wil. Het leidt tot een door technologie gestuurd, conformistisch denken. Dat is een vorm van totalitarisme, hoewel zeer gecamoufleerd. Als je niet meedoet, bijvoorbeeld met e-mail, dan isoleer je jezelf.”
Is het dan niet positief dat e-mail de mogelijkheden om te communiceren vergroot? Von der Dunk: ,,Bedenk wel dat in de totalitaire regimes van de twintigste eeuw, van Stalin en Hitler, de bevolking geweldig werd gestuurd door de propaganda. Maar de meeste mensen hadden helemaal niet het idee dat ze gestuurd werden. Die waren enthousiast. Ze kregen precies verteld wat ze moesten denken. Dat vonden ze heerlijk. In zekere zin is dat vergelijkbaar met de computer. Je hebt niet door dat je zelf ook steeds meer geprogrammeerd wordt. Dat is het gevaarlijke.”
Je kunt er ook positief tegenaan kijken. Door de boekdrukkunst werd het brein ontlast en kon het zich ontwikkelen Door de computer wordt het geheugen nog meer ontlast en kan het zich nog verder ontwikkelen.
,,Zeker. De boekdrukkunst heeft de menselijke geest verder gebracht. Maar wat wij met weten is wat daarmee verloren is gegaan. Om één ding te noemen: mensen kennen geen literatuur of poëzie meer uit het hoofd. Dat proces heeft zich in de negentiende en twintigste eeuw voltrokken. Maar uit ervaringen van mensen in kampen hebben we geleerd welk een enorme troost het gaf dat sommigen Dante, Homerus en Goethe uit het hoofd kenden.”
Als u spreekt over een nieuw totalitarisme, wie zit er aan de knoppen?
,,Dat is veel lastiger dan bij de dictaturen. Dat is tegenwoordig een combinatie van de bedrijven die nieuwe producten op de markt brengen en het management dat daar gebruik van maakt. Je wordt toch gedwongen na verloop van een paar jaar een nieuwe computer aan te schaffen, omdat er een nieuw systeem is. Dat is geen ramp, maar je bent wel in hoge mate afhankelijk van het aanbod van bedrijven. Waarbij ook nog eens door fusies enkele bedrijven overblijven die de zaak beheersen.”
Aan de knoppen zitten in ieder geval niet onze democratisch gekozen leiders. Von der Dunk heeft geen goed woord over voor het gehalte van het huidige politieke debat. Niemand durft zijn nek uit te steken, zegt hij: ,,Zo’n discussie over de monarchie. Thom de Graaf gooit er een balletje over op waarna alles en iedereen over hem heen valt. Dit is taboe en De Graaf krabbelt onmiddellijk weer terug, want hij moet toch ook aan zijn eigen partij en zijn positie denken. Een belangwekkende kwestie als de toekomst van de monarchie in een integrerend Europa wordt gewoon onder tafel geveegd!”
Opnieuw refereert Von der Dunk aan de oorlog: ,,We hebben nu heel veel kritiek op toenmalige topambtenaren als Frederiks en Hirschfeld of op politieke leiders van de Nederlandsche Unie als De Quay en Linthorst Ho- man. In onze ogen hebben ze zich slap gedragen omdat ze zich zo hebben aangepast aan de Duitsers. Dacht u nou heus dat die lui die nou in de Tweede Kamer zitten het er beter van hadden afgebracht? Ik geloof daar geen barst van.”
Het verbaast Von der Dunk dat de door hem geconstateerde vervlakking nog geen grote jeugdrebellie heeft opgeroepen, zoals in de jaren zestig. De jeugd is ,,zeer mak”. Hoe zal het verder gaan, vraagt Von der Dunk zich af. ,,Betekent de heerschappij van de computer een verpietering? Zal de mens zoals wij die kennen verdwijnen. Of betekent het een scheuring en zullen de emotionele, vitale krachten die in ons zitten, rebelleren?”
Dat laatste, denkt Von der Dunk. ,,Je kunt daarvan in de twintigste eeuw misschien een bepaalde aanzet zien, bijvoorbeeld de massa-emoties die in totalitaire dictaturen zijn opgeroepen. Ook sport roept zulke emoties op. Ik zie daarin een begrijpelijke reactie op de verwetenschappelijking van het denken, op de rol van de computer. De emotionele honger wil ergens voedsel en uit dat in volkomen irrationele, halfhysterische reacties.”
Die emoties zijn uiteindelijk niet te onderdrukken, denkt Von der Dunk. Jonge mensen hebben gevaar nodig om zich te ontwikkelen. Daarom roken ze, gebruiken ze drugs of gaan ze bergbeklimmen. Er is een hang naar geweld. Von der Dunk ,,In onze Westerse wereld zie je een enorme fascinatie voor geweld op de televisie, een toename van criminaliteit, vandalisme bij voetbalwedstrijden. In West-Europa is de terreur van de staat na het verval van de totalitaire regimes verdwenen. De staten zijn bij ons veel humaner. Maar het geweld is niet verdwenen. Het heeft zich verplaatst naar het private. Tussen de voetbalhooligans zitten vaak hele keurige familievaders, dertigers, veertigers,die behoefte hebben om even te schreeuwen. Waarom? Het beschavingsvernis vertoont daar breuken.”
Persoonlijk heeft Von der Dunk geen boodschap aan zulke uitlaatkleppen. Opgegroeid in de oorlog hoefde hij het gevaar niet te zoeken, dat was er. En het uiten van andere emoties kan de historicus in de klassieke muziek. ,,Ik heb mijn agressieve neigingen misschien in de kunst uitgeleefd.” Lang heeft hij gedacht dat daar zijn bestemming lag. Na zijn kandidaatsexamen is de emeritus hoogleraar een ogenblik operaregisseur geweest. ,,Maar die opera ging op de fles en toen ben ik maar weer gaan studeren.” Von der Dunk is piano blijven spelen, heeft getekend, geschilderd en geschreven. ,,Voor mezelf, dat blijft in portefeuille.” Maar een breuk in het beschavingsvernis kun je dat moeilijk noemen: ,,Nee, in de cultuur vond ik tegelijk de gidsen en de richtlijnen, daar was zoveel moois, dat ik niet de behoefte bad om bij de buren de ruiten in te gooien.”
Met moderne cultuuruitingen heeft Von der Dunk duidelijk meer moeite dan met de klassieke componisten waarover hij de komende tijd wil publiceren. In De Verdwijnende Hemel typeert de historicus de jaren zeventig en tachtig als ‘Cultuur zonder kompas’.
Dat lijkt op een titel die een auteur opschrijft omdat hij de cultuur niet begrijpt. Is het niet eerder de historicus dan de cultuur die geen kompas heeft?
,,Misschien wel. Ik geloof zeker dat je over vijftig jaar in de jaren zeventig en tachtig lijnen kunt zien die ik inderdaad nog niet kan zien. Je zou misschien zelfs nu al kunnen zeggen dat er een dominante lijn is, en dat is het geloof in de liberale democratie. De conclusie van de eeuw is dat we geen betere staatsvorm kennen. De vraag is echter in hoeverre dat idee werkelijk een kompas is voor de enkeling om te leven.”
De moderne jeugdcultuur komt er in uw boek wel erg bekaaid van af U reduceert popmuziek tot seks, geweld, lawaai en hysterie, terwijl er toch wel meer over te zeggen is.
,,Dat geef ik toe. Ik sta daar te ver van af en dat is deels een generatiekwestie. Het is mijn beeld van de eeuw. Die popcultuur hoort erbij, maar ik heb er te weinig affiniteit mee. Dat klassieke muziek en die moderne pop allebei onder de gemeenschappelijke noemer muziek vallen, is voor mij absoluut onverklaarbaar.”
Als geschiedschrijving zo generatiegevoelig is, kun je dan nog wel contemporaine geschiedenis beoefenen?
,,Elke historicus is contemporain historicus. Want ook het verleden zie je vanuit die stolp van je eigen wereld, waarin je groot geworden bent. Over vijftig jaar zal er ook een andere geschiedenis van de achttiende eeuw geschreven worden. Natuurlijk zijn er verschillen van distantie, maar in feite hangt iedere historicus het verleden op aan de glijdende kapstok van het heden. En dat heeft ook met generatieverschillen te maken, bij oudere mensen gaat vaak een zeker pessimistische ondertoon domineren. Die zien de wereld waarmee ze vertrouwd zijn heel anders worden. Ik verzet me innerlijk — een verzet dat natuurlijk ten dode is opgeschreven — tegen het feit dat de wereld van de mensen waardoor ik ben gevormd zal verdwijnen. Er komt een wereld waarin ik me niet meer thuis voel.”
Bron: NRC, 28-4-2001