Door: Aly Knol Bron: De Gelderlander
Jacobus I van Engeland liet rokers met hellebaarden naar het marktplein drijven waar ze in het openbaar werden getuchtigd. De Russische tsaar Michael liet rokers de neus afsnijden. De Perzische sjah Abbas I de Grote liet ze ook de lippen mutileren. ‘Het hielp allemaal niets. (…) Dus besloot de Turkse sultan Moerad IV, die eveneens geen vriend van pijp, sigaar, sigaret, shag, snuif- en pruimtabak was, tot de radicaalste aller maatregelen. Hij sloeg de rokers het hoofd af. Dat hielp!’ Dat valt te lezen in in een sprankelende en natuurlijk met veel humor doorspekt essay van journalist Martin Van Amerongen, Rook doet leven – Over het recht op een hedonistisch bestaan, waarin hij tegendraads een lans breekt voor rokers in het algemeen en sigarenrokers, de ‘aristrocraten onder de nicotinegebruikers’, in het bijzonder.
Het hoeft nauwelijks betoog, Van Amerongen is zelf een geducht liefhebber van een goede sigaar.
Hij brandt de voorzitter van de Nederlandse niet-rokers-vereniging CAN (Clean Air Now), F. Nijpels, tot op de grond toe af en vraagt zich af of deze man zich wel realiseert `dat het allemaal pure despoten waren die ons in de loop der eeuwen het roken probeerden te verbieden, vaak door middel van de meest draconische strafbepalingen’.
In dat kader voert Van Amerongen, hoe pijnlijk, ook Adolf Hitler op die een verwoed tegenstander van het roken was en het roken verbood in openbare ruimtes en de tabaksreclame aan banden legde! Een voorganger van de CAN, de Anti-Tabak Bond, schreef in 1938 in het verenigingsorgaan: `Zou het toeval zijn dat de leiders van Duitschland, Italië en het grootste deel van Spanje, niet-rookers zijn? Mannen, die wij moeten erkennen als besliste leiderstypes die ieder oogenblik, bij dag en bij nacht, hun zenuwen de baas moeten zijn?’
Van Amerongen haalt er alles en iedereen bij, van de sigarenopera Carmen tot de sigarettenopera Segreto di Susanna, van Anton Tsjechov tot Pieter Jelles Troelstra, van Groucho Marx tot Goethe. Van Amerongen heeft er de dichter nog maar eens op nageslagen en komt tot zijn schrik de volgende bewering tegen: `Het roken is een vrijetijdsbesteding van middelmatige mensen, mensen die verveeld een derde van hun leven verslapen.’ Van Amerongen: `Moet ik werkelijk weer de heilige vier-eenheid – Siegmund Freud, Orson Welles, Winston Churchill, J.M. Den Uyl – mobiliseren om aan te tonen dat, ofschoon roken schadelijk moge zijn voor de gezondheid, men er in geen geval dommer van wordt?’
Van Amerongen vliegt voor de sigaretten- of pijprokende lezer even uit de bocht als hij hem met (soms al te) stevige bewoordingen tot `een lagere orde’ rekent dan de sigarenroker, maar deze misstap maakt hij later weer goed als hij de sigarettenroker W.F. Hermans onder meer prijst voor diens futuristische novelle De laatste roker, waarin geüniformeerde leden van een anti-rokersovervalcommando zelfs niet voor moord terugdeinzen.
Van Amerongens heerlijk chargerende boekje is een opsteker voor elke verstokte roker, en zou de fanatiekelingen onder de anti-rokers aan het denken moeten zetten of het niet toch een tikje toleranter kan. Als in Amerika Popeye the Sailorman al op de zwarte lijst wordt geplaatst omdat hij af en toe een pijpje opsteekt, zullen dan straks ook niet Vincent van Goghs Oude man met pijp en Co Westerlings Twee vingers met sigaret voorgoed in de kelders van het museum verdwijnen? En bovendien, onderschat de inkomsten uit de tabaksaccijnzen niet.
De auteur ontkent niet dat de anti-rook activisten `een schraal soort gelijk’ hebben, maar de meeste rokers zijn zich daar terdege van bewust, Van Amerongen incluis. Eigenlijk heeft hij een heel moedig boekje geschreven: in maart maakte hij bekend aan een inoperabele vorm van slokdarmkanker te lijden.
Amerongen, J. Mets en Schilt, 80 blz., ƒ 29,75