Longkanker risico’s die onafhankelijk zijn van roken
De epidemiologische literatuur vermeldt meerdere risicofactoren voor longkanker die onafhankelijk zijn van roken. Met andere woorden, het zijn risico’s die zowel rokers als niet-rokers hebben om de ziekte op te lopen. Om deze reden is het vereist dat epidemiologische studies die het verband tussen (mee)roken en longkanker onderzoeken alle invloeden en hun interactie in de studie betrekken.
Deze andere oorzaken van longkanker voldoen alle aan de definitie van co-factoren. Het getuigt dan ook technisch en professioneel gezien van een foutieve onderzoeksopzet als deze co-factoren niet in de studie betrokken worden.
Actief roken
Vandaar dat het niet mogelijk lijkt om conclusies over de grootte van de risico’s van actief roken te trekken zonder een redelijk nauwkeurige indruk te hebben van de invloed van deze andere co-factoren. Toch heeft geen enkele van de onderzoeken die voor het eerst de relatie tussen roken en longkanker behandelden met de hier genoemde co-factoren rekening gehouden.
Daarom mag je er van uitgaan dat, als er rekening mee gehouden was, het relatieve risico voor het krijgen van longkanker door rokers beduidend lager uit zou vallen. Ook het aantal longkanker gevallen dat nu aan roken wordt toegewezen zou lager liggen.
Sir Richard Doll, een van de pioniers van de anti-roken epidemiologie heeft dat ook ooit toegegeven:
…[active] smoking seems to act synergistically with other aetiologic agents such as consumption of alcohol; various aspects of the diet; levels of blood pressure, blood lipids, or other cardiovascular risk factors; or exposure to asbestos, radon, or possibly some infective factors. The quantitative effect of smoking will, therefore, vary with variation in the prevalence of these other factors.” (Doll et al., 1994).
Hoewel de heer Doll toen onmogelijk op de hoogte kon zijn geweest van alle co-factoren zoals die hier genoemd zijn, zal hij toch moeten toegeven dat het aantal longkankerdoden dat te wijten is aan roken, erg overschat is.
Meeroken
Zelfs als je de onjuiste onderzoeksmethoden zou blijven hanteren zoals die door de EPA werden gebruikt in hun rapport dat de grond legde voor de huidige beweringen rond meeroken en longkanker (EPA, 1992), kom je nog niet hoger uit dan een relatief risico van 1.05, een verhoogde kans van 5% (Gori en Luik, 1999). Dat betekent dat de kans op het verkrijgen van longkanker via meeroken nog steeds een factor 20 tot 300 kleiner zou zijn dan de laagste, c.q. hoogste risicofactoren die hier genoemd worden. Een toevoegen van enkele van deze hier genoemde co-factoren aan een analyse naar de gevolgen van meeroken zou daarom altijd een véél groter effect hebben op de uitslag dan meeroken alleen.
Toch blijven alle meeroken-onderzoeken geen of slechts een handjevol van deze co-factoren in de analyse betrekken. Daardoor is het alleen op basis van de huidige onderzoeken al onmogelijk om een geldige conclusie over het verband tussen meeroken en longkanker te formuleren.
Hoe de tabel te lezen?
De eerste kolom beschrijft het onderzochte type risicofactor. De tweede kolom geeft de naam van de eerste auteur van elk onderzoek dat gerapporteerd is over de betreffende risicofactor. De complete bibliografie van elk onderzoek kan op auteursnaam opgezocht worden in de lijst van referenties.
De derde kolom toont de meest waarschijnlijke en beste schatting van het hoogste risico voor die co-factor zoals dat in dat onderzoek gemeld is. Het gaat hier om relatieve risico’s, dat wil zeggen, risico’s die zijn bepaald ten opzichte van een groep mensen die niet dat bepaalde risico liepen.
Een risico waarde groter dan 1 geeft een verhoogd risico weer, getallen onder de 1 geven een positieve invloed van het betreffende risico aan.
De vierde en laatste kolom geeft het 95% betrouwbaarheidsinterval voor de gemelde relatieve risico’s. Het geeft het gebied aan waarvan met 95% zekerheid kan worden aangenomen dat het risico tussen de onder- en bovenwaarde zit.
Risicofactoren voor longkanker die onafhankelijk zijn van roken
FACTOR | Referentie | Relatief Risico bij hoogste blootstelling | 95% betrouwbaar-heidsniveau |
---|---|---|---|
Familiehistorie van longkanker | Samet (1986) | 5.3 | (2.2-12.8) |
Ooi (1986) | 2.4 | ||
Horwitz (1988) | 2.8 | (1.0-7.7) | |
Wu (1988) | 3.9 | (2.0-7.6) | |
Brownson (1997) | 2.7 | (1.2-6.1) | |
Persoonlijke historie van TBC | Hinds (1982) | 10.0 | (1.1-90.1) |
Gao (1987) | 6.4 | ||
Wu (1988) | 1.7 | (1.1-2.4) | |
Sakurai (1989) | 8.2 | (1.3-54.4) | |
-caroteen/vitamine A deficiëntie | Ziegler (1986) | 2.2 | |
-caroteen/vitamine A inname | Wu (1985) | 0.3 | (P=0.06 trend) |
Byers (1987) | 0.2 | ||
Pastorino (1987) | 0.4 | (0.2-0.9) | |
Candelora (1992) | 0.4 | (0.2-0.8) | |
Alcohol consumptie | Pollack (1984) | 2.19 | (1.3-5.0) |
Dieet cholesterol/vet | Goodman (1988) | 2.2 | (1.3-3.8) |
Dieet vet inname | Wynder (1987) | 4-6 | |
Alavanja (1993) | 6.14 | (2.63-14.40) | |
De Stefani (1997) | 2.85 | (1.73-4.69) | |
Varkensvlees consumptie | Mettlin (1989) | 2.4 | (1.4-4.2) |
Vegetarisch dieet | Le Marchand (1989) | 0.6 | (0.4-0.88) |
Jain (1990) | 0.3 | (P=0.009 trend) | |
Candelora (1992) | 0.2 | (0.1-0.5) | |
Alavanja (1993) | 0.61 | (0.37-0.99) | |
Axelsson (1996) | 0.37 | (0.23-0.61) | |
Sankaranarayanan(1994) | 0.32 | (0.13-0.78) | |
Fruit inname | Koo (1988) | 0.4 | (0.2-0.9) |
Candelora (1992) | 0.6 | (0.3-1.1) | |
Melk consumptie | Mettlin (1989) | 2.1 | (1.4-3.2) |
Rylander (1996) | 1.73 | (1.0-3.01) | |
Axelsson (1996) | 1.73 | (1.0-3.01) | |
Hormoon therapie bij vrouwen | Adami (1989) | 1.3 | |
Radon | Edlin (1984) | 4.3 | (1.7-10.6) |
Lees (1987) | 2.4 | (0.8-7.1) | |
Kookmethoden | Gao (1987) | 1.4-2.6 | (1.1-5.0) |
Mumford (1987) | 5.6 | (3.4-9.1) | |
Geng (1988) | 1.9 | (1.1-3.3) | |
Sobue (1990) | 2-3 | ||
Ko (1997) | 8.3 | (3.1-22.7) | |
Uitlaatgassen | Hayes (1989) | 1.5 | (1.2-1.9) |
Jacobsson (1997) | 2.0 | (1.5-2.6) | |
Gustavsson (1990) | 2.4 | (1.3-4.5) | |
Sociaal-economische status | Brown (1975) | 2.6-3.8 | |
Ventilatie functie | Lange (1990) | 2-4 | |
Cardiale anomalieën | Tenkanen (1987) | 2.4 | |
Fysieke inactiviteit | Albanes (1989) | 1.6 | (1.2-3.5) |
Severson (1989) | 1.4 | (1.0-2.1) | |
Psycho-sociale karaktereigenschappen | Kulessa (1989) | 2-3 | |
Knekt (1996) | 3.32 | (1.53-7.20) | |
Stad/platteland risico ratio | Shy (1984) | 1.2-2.8 | |
Arseen opname | Tsuda (1995) | 15.69 | (7.38-31.02) |
Vitamine E | Yong (1997) | 0.36 | (0.16-0.83) |
Hoge opleiding | van Loon (1997) | 0.53 | (0.34-0.82) |
Vitamine A,C en E inname | Yong (1997) | 0.32 | (0.14-0.74) |
Groente en fruit consumptie | Agudo (1997) | 0.45 | (0.22-0.91) |
Asbest blootstelling | Oksa (1997) | 10.0 | (6.9-14.0) |
Zhu & Wang (1993) | 5.32 | ||
Dement (1994) | 2.3 | (1.88-2.79) | |
Raffin (1993) | 3.31 | ||
Fysieke activiteit | Thune (1997) | 0.39 | (0.18-0.85) |
Lee (1994) | 0.39 | (0.18-0.85) | |
Bier drinken | Potter (1992) | 2.0 | (1.02-3.8) |