Uitwerking tabakswet onder vuur
A.s. woensdag, 19 november, wordt het de dag van de waarheid voor de fanatieke ambtenaren op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Tijdens een commissievergadering, die om 14:00 begint, krijgt de minister het zwaar voor de kiezen. Liefst 63 vragen van kamerleden hebben de ambtenaren op het ministerie moeten beantwoorden, alle een reactie op de brief die de minister op 26 september naar de Kamer stuurde over de uitzonderingen op de rookvrije werkplek. Van die 63 vragen zijn er zo’n 45 erg kritisch ten opzichte van de plannen van het ministerie. Bij die vragen zitten er een aantal die de fundamenten onder de gedachtegang van de anti’s en het ministerie sterk ter discussie stellen.
Aan de hand van de vragen, en met name de antwoorden van het ministerie daarop, zet Forces Nederland vandaag op deze site grote vraagtekens bij de uitspraken van het ministerie en de anti-rokenbeweging in het algemeen.
Er zijn een aantal grote lijnen die opvallen in de beantwoording van de vragen door het ministerie.
Selectief bewijsmateriaal
Zo wordt er frequent verwezen naar onderzoeken, personen of andere documenten uit de eigen achterban van de anti-rokenbeweging. Onderzoeken of documenten die door anderen, buiten de volksgezondheidssector, zijn gepubliceerd worden bij voorbaat afgewezen met als argument dat het daar om belangengroepen gaat. Dat ook de volksgezondheidssector zélf een van de belangrijkste belangengroepen in deze problematiek is, waardoor documenten uit die hoek lang niet altijd objectief zijn, ontgaat het ministerie blijkbaar.
Voorbeelden:
Antwoord 2: Ik heb kennisgenomen van de door VAN bijgevoegde persartikelen waarin zulks wordt beweerd. Het is mij, op grond van de uitlatingen van Koninklijk Horeca Nederland (KHN), bekend dat de horeca en de “vermaaksindustrie” omzetverlies, en daaraan gekoppeld banenverlies, vreest indien men rookvrij zou (moeten) worden. Ik acht deze vrees niet overtuigend. Ik baseer mij hierbij op het bijgevoegde artikel “Review of the quality of studies on the economic effects of smoke-free policies on the hospitality industry”, dat dit jaar verschenen is in het tijdschrift Tobacco Control.
Tobacco Control is een blad dat als hoogste doel heeft het bestrijden van roken en rokers. Hun onderzoeken zijn daarom allerminst als objectief te beschouwen. Uit een analyse die Forces Nederland deed op 106 van die onderzoeken bleek dat het merendeel van die economische impact analyses door de belangengroepen uit de hoek van de volksgezondheid werden uitgevoerd: 22% werd uitgevoerd door ministeries van Volksgezondheid, 8% door of met geld van de farmaceutische industrie en 26% door anti-rokengroepen. Slechts 34% werd door groepen uitgevoerd of gefinancierd die schade van rookverboden verwachten. Het restant van de publicaties kan min of meer als onafhankelijk worden gezien. Het hoeft niet te verwonderen dat alle onderzoeken die door belangengroepen uit de volksgezondheidssector werden betaald of uitgevoerd géén nadelige effecten aantoonden.
Ook typisch is dat men aangaf dat veel van die onderzoeken ‘peer-reviewed’ (beoordeeld door deskundigen) waren maar dat al deze beoordelingen weer werden gedaan door deskundigen uit de medische sector en niet door economen. Ook werden al deze onderzoeken niet in een economisch wetenschappelijk tijdschrift gepubliceerd maar in een medisch tijdschrift of antitabaksblad als Tobacco Control.
Antwoord 11: Binnen de public health-gemeenschap bestaat er brede consensus over de ontoereikendheid van technische “oplossingen” van het probleem van meeroken. In de toelichting is in dit verband volstaan met een verwijzing naar het in 2002 verschenen rapport “Towards smoke-free public places” van de gezaghebbende British Medical Association. Indien de Kamer zich nader in de thematiek zou willen verdiepen, zou ook het werk kunnen worden geraadpleegd van de Amerikaanse wetenschapper James L. Repace. Hij was van 1979 tot 1988 werkzaam bij het U.S. Environmental Protection Agency en is thans actief als internationaal consultant op het terrein van meeroken. Ik verwijs in dit verband graag naar de website www.repace.com.
Hier wordt zelf min of meer impliciet aangegeven dat alleen medestanders vertrouwd worden als het gaat om de aanlevering van feitenmateriaal. De verwijzing naar James Repace is daarbij wel het summum: deze man leeft van de anti-rokenhysterie en zal het wel uit zijn hoofd laten andere informatie te leveren dan die welke zijn bedrijf in leven houdt. Hoe extreem hij over rokers denkt is ook duidelijk als je de cartoon bekijkt die hij frequent bij lezingen gebruikt. Enige associatie met de nazi-campagnes tegen roken is niet geheel toevallig.. Repace is ook geen wetenschapper in de strikte zin van het woord, hij heeft slechts een Masters degree.
Ventilatie
Veel van de vragen spitsen zich toe op de moderne ventilatietechniek als oplossing voor rookoverlast. Het ministerie stelt zich, geheel conform de internationale anti-rokenbeweging, op het standpunt dat er ‘geen veilige ondergrens bestaat voor tabaksrook’. Het is een van de vele anti-rokendogma’s die uit de VS is komen overwaaien. En als er geen veilige ondergrens is, zo redeneert die anti-rokenbeweging, dan kan ventilatie nooit werken.
Vraag 48: Voor vele luchtverontreinigende stoffen zijn door de wetenschap grenswaarden vastgesteld, en worden jaarmaxima en 24-uurs maxima opgegeven. Deze waarden, in combinatie met de tijdsduur van de blootstelling worden dan beschouwd als veilig. Accepteert de minister het uitgangspunt dat er voor gevaarlijke stoffen een uiterste ondergrens bestaat waaronder sprake is van géén significant gevaar en erboven de mogelijke aanwezigheid van gevaar voor de gezondheid? Waarom kan dat niet ook gelden voor tabaksrook?
Antwoord 48: Het is mij bekend dat ten aanzien van sommige gevaarlijke stoffen grenswaarden voor de blootstelling daaraan zijn vastgesteld; blijft de blootstelling onder die grenswaarde, dan wordt de blootstelling geacht aanvaardbaar te zijn. Voor de blootstelling aan tabaksrook gaat dit verhaal niet op. In 1990 stelde de Gezondheidsraad in zijn advies Passief roken: beoordeling van de schadelijkheid van omgevingstabaksrook voor de gezondheid vast dat omgevingstabaksrook (de Nederlandse vertaling van ETS) onder meer kankerverwekkend is, en dat voor de blootstelling aan ETS geen veilige ondergrens bestaat. Dit vloeit voort uit het feit dat tabaksrook een cocktail is van talrijke carcinogene en toxische bestanddelen en gassen.
Hier is iets vreemds aan de hand. We kunnen dat aantonen door een bewijs uit het ongerijmde. Voor het grootste gedeelte van de gevaarlijke stoffen waarmee we in de moderne maatschappij te maken kunnen krijgen zijn in de loop der tijd ondergrenzen vastgesteld, de MAC-waarden (Maximaal Acceptabele Concentratie). Deze MAC-waarden zijn interactief bij de Sociaal Economische Raad (SER) op hun website op te vragen (http://www.ser.nl/zoek/default.asp?desc=zoek_mac). Benzeen bijvoorbeeld, een component van tabaksrook, heeft een MAC-waarde van 3,5 mg/m3. Hoe giftiger de stof, hoe lager de concentratie van die stof in de lucht mag zijn, dus hoe lager de toegestane MAC-waarde. Als men aangeeft dat er ‘geen veilige ondergrens is aan tabaksrook’ moet je dan ook constateren dat tabaksrook een MAC-waarde van 0 (nul) moet hebben, véél lager dan welke van de componenten van tabaksrook dan ook. Daarmee zou er in de hele wereld geen giftiger stof zijn dan tabaksrook, want negatieve MAC-waarden bestaan niet.
Zelfs een kind weet dat dat niet het geval is.
Met deze constatering wordt die uitspraak van de anti-rokers geheel onderuit gehaald. Tabaksrook IS niet de gevaarlijkste stof ter wereld en daarom moet er een MAC-waarde voor te bepalen zijn. Het is de overheid die dat behoort te doen en de industrie heeft daarna de verantwoordelijkheid om apparaten aan te bieden die een dergelijke norm weten te halen.
Het argument dat dit niet opgaat vanwege het cocktail-achtige karakter van tabaksrook snijdt geen hout: ook de lucht waarin we leven zélf is een ‘cocktail van talrijke carcinogene en toxische bestanddelen en gassen‘. En dat geldt ook voor het water dat we elke dag drinken. The dose makes the poison, het gaat om de concentratie van die stoffen. En daarmee zijn we dan weer terug bij de MAC-waarden.
Vraag 44: Wat vindt de minister van de belanghebbende uitspraken van de voorzitter van de Europese Task Force “Ventilation and Smoking” (REHVA: Federation of European Heating and Air-conditioning Associations), die stelt dat ventilatietechniek prima oplossingen kan bieden om het probleem van TRIO (Tabak Rook in de Omgeving) oftewel ETS (Environmental Tobacco Smoke) in belangrijke mate op te lossen?
Antwoord 44: Ik ken de uitspraken waarop gedoeld wordt niet; wel weet ik dat TRIO een afkorting is die de tabaksindustrie vroeger hanteerde. Daar een nadere bronvermelding ontbreekt, kan ik slechts opmerken dat bedoelde uitspraken, zo ze inderdaad zo gedaan zijn, op gespannen staan met wat ik in antwoord op vorige vragen over technische “oplossingen” voor het ETS-probleem heb gesteld.
Verdachtmakingen als is de gehele ventilatie-industrie geïnfiltreerd door de tabaksindustrie horen in een ministerieel stuk niet thuis. Door zélf normen te stellen kan de overheid voldoende controle uitoefenen op de industrie. Dat de tabaksindustrie eventueel een rol speelt in de ventilatiesector hoeft de overheid er niet van te weerhouden zelf door te denken over een eerlijke oplossing.
Recht=Plicht?!
Sinds Minister Borst de tabakswet door het parlement jaagde lijkt er een duidelijke verharding van het ministerie te hebben plaatsgevonden. In een interview in de Telegraaf van 31-3-2001 gaf Borst nog het volgende aan:
Het is in het voorstel van Borst niet zo dat alle kantoren helemaal rookvrij moeten worden. Op individuele werkkamers mag wel worden gerookt, mits de deur naar de rookvrije gang dicht blijft. Regel is dat niet-rokers op geen enkele manier worden gehinderd door rook.
Als we naar de beantwoording van vraag 27 kijken zien we de radicalisering van het ministerie duidelijk aanwezig:
Vraag 27: Is het waar dat in situaties, waarin geen van de werknemers een rookvrije werkomgeving wenst, iemand alleen werkt in een zodanig afgezonderde ruimte dat anderen daar geen last of hinder van kunnen ondervinden (bijvoorbeeld de cabine van een hijskraan), of het ruimten betreft die zodanig worden afgezogen (bijvoorbeeld vanwege de afvoer van gevaarlijke stoffen), zodat er de facto sprake is van een werkomgeving zonder last of hinder van tabaksrook, er geen sprake hoeft te zijn van een rookverbod?
Antwoord 27: Volgens de Tabakswet heeft een werkgever de verplichting zijn werknemers in staat te stellen hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden. De woorden ‘in staat stellen’ geven aan dat een werkgever ook maatregelen moet nemen indien geen van de werknemers aangeeft hinder of overlast te ervaren. Indien een werknemer alleen in een afgezonderde ruimte werkt, is het uitgesloten dat er geen contact is met andere werknemers. Zo zal een kraanwerker afgelost worden door een collega. Indien de vorige werknemer in de cabine van de hijskraan heeft zitten roken, is zijn opvolger gedwongen in de tabaksrook te zitten. Die situatie is ongewenst. Daarom zijn ook in de genoemde situaties maatregelen nodig.
Het ministerie heeft duidelijk moeite de twee woorden recht en plicht van elkaar te onderscheiden. Het gebruik van het woord recht geeft aan dat een werknemer af kan zien van een bepaald gedrag als hij het zelf geen probleem vindt.
Nog eens: van een recht kan men afzien.
De beantwoording van deze vraag behandelt recht als een plicht. Het verschil vervaagt volledig als dit de uitleg is. Vergeleken met de verantwoording ten tijde van de aanname van de Tabakswet betekent dit een verdere verscherping van de regels. Dat kan de Kamer niet over zich heen laten gaan.
Meeroken gevaarlijk?
Nóg eens voor de heren en dames op het ministerie:
Er is geen bewijs van het gevaar van meeroken!
81.4% van alle onderzoeken kan GEEN verband aantonen, 5,7% geeft zelfs een positieve invloed van tabaksrook aan!
Vragen en antwoorden (PDF)